Er waren eens zestien grote klokken met enorme bronsgroene lijven,
zij huisde in de torenklok niet alleen maar met zeker vijftig duivenlijven.
Met z'en zestiental als flinke klepeldragers hingen zij nog stil gelaten voor de winderige galmgaten hoog en droog met de beiaardier die als enige man die hun speelse klepelwerk bewoog.
Op zekere dag, if I remember, het was zo tegen het einde van december, ja dat werd zo vast beweerd, klonk er uit de klokkentoren een galmend geluid dat nogal vals was getimbreerd.
Het bejaarde beiaard klonk als een zeer ontstemde galmend schalmei,
zelfs de torenhaan legde van de schrik een winderig windei.
De oorzaak van deze janboel in de oude klokken stoel was snel gevonden, het was de dronken beiaardier die aan het klokkentouw een kattebelletje had gebonden.
Monday, October 19, 2009
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment