Saturday, December 30, 2017

Mijn Lorelei

In de schutsluis naar het nieuwenjaar
Ligt mijn schip vol goede voornemens te wachten
Aan lagerwal geraakte gedachten
Zij blijven waar ze zijn
Want schoonschip maken eist zijn tol
Stroomopwaarts zijn de ongeziene verten
Bij gunstig getij
Mijn geliefde Lorelei.    

Friday, December 22, 2017

Softie



De weken voor kerstmis zijn traditioneel ook de weken om een kerstboom aan te schaffen. Ik bedoel natuurlijk, een echte kerstboom, niet zo’n nagemaakt kunststof  ding, maar een levende of een bijna niet meer levende. Op de weekmarkt trof ik een kraam met een groot uithangbord er boven, daar stond op met sierlijke gouden letters geschreven:’Echte Tover-Kerstbomen te koop.’ Daar wil ik het mijne van weten was mijn eerste gedachte, kerst met wat mystieks vind ik misschien wel leuk . Ik vroeg aan de man die achter de kraam stond waar die bomen dan wel stonden, want ik zag nergens iets staan wat ook in de verste verte op een kerstboom leek. “Hier staan ze,”zei hij met donkere stem, terwijl hij naar een rij stenenbloempotten wees die op de planken van zijn kraam stonden.Goed, ik geef toe dat sommige mensen meer kunnen waarnemen dan dat er daadwerkelijk te zien is, maar dit sloeg echt nergens op. “Mijn vrouw en kinderen zien mij al aankomen met een lege bloempot als virtuele kerstboom,”zei ik gekscherend. “Meneer als u een van deze potten koopt dan heeft u nog nooit van u leven zo’n mooie kerstboom in huis gehaald,” riep de verkoper lachend. “Maar u moet het echt zelf weten, het zijn de aller laatste van dit jaar en ze worden voorlopig niet meer, ja, hoe zal ik het zeggen, niet meer zo geboren,”vervolgde hij zijn verkooppraatje. Weet je wat, het kon mij niet schelen, een beetje avontuur, dat moet kunnen. En dan nog, ik had altijd nog voldoende tijd als dit niet lukte, om een echte kerstboom te gaan halen. € 40 is wel  veel geld voor een vrijwel lege bloempot. “De gebruiksaanwijzing met het toverzaadje in een zakje zit onder in de pot, meneer, heus u zult er echt geen spijt van krijgen.”
Met die woorden van de verkoper in mijn hoofd liep ik naar huis. In mijn tas zat iets heel kostbaars, zo voelde het wel een beetje. Zonder dat ik het eigenlijk besefte kreeg ik zomaar een blij en gelukkig gevoel. Dat gevoel had ik al jaren niet meer gehad zo vlak voor de kerstdagen. Ja, thuis komen met een niet zichtbare kerstboom in een bloempot, dat vraagt natuurlijk om commentaar. “Het is niet waar, je hebt weer eens wat aan laten smeren,”het was mijn vrouw, ze gierde van het lachen. En wat de kinderen zeiden was ook niet voor herhaling vatbaar.  “Pa je bent een softie je gelooft alles wat ze je vertellen.” Slappe softie of keiharde jongen, beter een(bijna)lege pot thuis, dan duizend kerstbomen in het bos,’dacht ik zo. Ik kiepte de pot leeg op de keukentafel, een zakje met geperste grond, een klein zakje met  een minuscuul zaadje, en natuurlijk(gelukkig) ook de gebruiksaanwijzing, die was in meerdere talen ook in het Nederlands. De jongste las de gebruiksaanwijzing hardop voor. “Haal het schijfje geperste grond uit de verpakking en doe hem in de pot, daarna in het gaatje het zaadje planten en zet vervolgens de pot in een emmer handlauw water.” “Maar pap, let op!  het werkt alleen als je dit op de avond voor kerstmis doet,”zei ze verbaasd. Daarnaast werd er geadviseerd de emmer met de pot midden in de kamer te zetten en het zaadje in de nacht alleen zijn toverwerk te laten doen zonder nieuwsgierige pottenkijkers er bij. Vol verwachting gingen we op kerstavond naar bed, maar niet voordat we van alles in de woonkamer opzij hadden geschoven om plaats te maken voor de toverboom. Ik werd de andere dag vrij vroeg wakker door prachtige kerstmuziek die werd gezongen door engelachtige stemmetjes. Vanuit de trapopgang scheen een schitterend mooi licht naar boven. Daar stonden we, sprakeloos boven aan de trap. ‘Wie gaat er het eerst naar beneden,”fluisterde mijn vrouw een tikkeltje zenuwachtig. Ik ging als eerste de trap af, want ik had ten slotte dit alles op mijn geweten. Daar stond hij, een prachtige kerstboom, ik had nog nooit zo,n schitterende boom gezien. Overal straalde hij licht uit en waar die muziek vandaan kwam? Joost mag het weten, maar die wist het ook niet. Veertien dagen lang heeft de boom zijn best gedaan om de aller mooiste te zijn. Toen op een ochtend was hij zomaar stil en zonder lichtjes, alles was  verdwenen. We hebben de boom toen maar in de tuin geplant. Het gekke is, van het vroege voorjaar tot de late herfst zitten er altijd vogeltjes in te fluiten, maar wat nog het aller fijnste is, dat niemand  mij nog een Softie vindt.    

Wednesday, December 20, 2017

Simpel mens



In de overvolle bibliotheek zat die avond een jochie van drie turven hoog plat op z’n gat een boek te lezen. Het zware boek lag open geslagen op zijn benen en zo te zien was hij daar dan zeer aandachtig in aan het lezen. Geen van de bibliotheekbezoekers stoorde zich aan het joch, blijkbaar werd hij gerekend tot de vaste bezetting, een soort levend lezend sculptuur. Maar wat de bezoekers niet wisten, gebeurde na sluitingstijd van de bibliotheek. Het lezende ventje legde ineens het boek opzij, krabbelde overeind, haalde een soort scheepsfluitje uit zijn broekzak en blies er een paar keer op. De bibliothecaresse, die nog niet weg was gegaan stond vlak bij hem. Tot mijn stomme verbazing veranderde ze door de schrille fluittoon plotseling in een soort menselijke robot, zo’n robot uit deStartrek voyager. Haar stem was zonder emotie op een toonhoogte en ook haar gezicht was zo strak als dat van een wassenbeeld. Na nog tweemaal te hebben gefloten veranderde de boekenkasten in enorme instrumentenpanelen en de ramen gaven het uitzicht op een schijnbaar onmetelijke heelal vol sterrenstelsels en planeten. Even later verschenen er uit de liftdeuren allerlei Startrek figuren, die vervolgens zonder een woord te zeggen achter de instrumenten en besturingsapparatuur gingen zitten. Een eenogig wezen gaf een teken en de bibliotheek begon te schudden met een typische zeer hoge bromtoon, aan de ramen was te zien dat er een ruimtereis was begonnen. De sterren vlogen als een soort lichtgevende vogels voorbij en uit de speakers klonken onverstaanbare commando's. Toen veranderde de sfeer in de gefixeerde ruimte, die zonet nog een bibliotheek was, alles leek er op dat het een (normale) ruimtereis was geworden. Een reis met een ruimteschip naar een of ander ver sterrenstelsel. "Meneer, meneer, we gaan sluiten, wilt u uw boek meenemen of weer inleveren?" Het was een medewerker van de bibliotheek die mij vragend aan keek. Het lezende ventje op de vloer zat er ook nog steeds, ik wees naar hem met een vragende blik richting de medewerker."Die? o dat figuurtje is niet echt hoor meneer, het is een haast te realistisch kunstwerk. Maar geloof mij, u bent echt niet de enige die door hem in de war raakt," zei hij geheimzinnig. Toen we samen even later in de lift stonden zag ik een blinkend stukje metaal op de liftvloer liggen. "Zeker van de servicemonteur, de lift heeft de laatste tijd nogal eens kuren". De medewerker lachte laconiek. Buiten was het koud en aardedonker, de sterrenhemel met veel twinkelende sterren schitterde boven mijn hoofd. Plotseling zag ik een vallende ster, ik deed als simpel mens een wens.

Wednesday, December 13, 2017

Gloria



Er zijn ergens in welhaast vergeten stukjes Europa nog dorpjes waar de tijd zichzelf blijft en een gezicht heeft in het verstrijken daarvan. Zo ook in dit kerstverhaaltje uit het dorpje Zwenkije uit een ergens nergens gebied. 

Dwars tegen alle verwachtingen in was ‘kreupele’ Esse toch naar het wouddorpje Zwenkije gekomen. Hij woonde een stevig eind lopen van de bewoonde wereld, ergens diep in het oerbos daar waar geen enkel pad of weggetje liep. Hij woonde daar al sinds mensen heugenis in een soort half houten, half lemen hut. Jaren geleden, toen hij nog niet kreupel was en goed kon stappen, zagen ze hem wel meerdere malen per jaar opduiken vooral als er een feest of jaarmarkt was. Maar goed, alles gaat soms niet zo als het zou moeten gaan. Esse was tijdens op een van zijn (stropers)tochten door een knorrig wildzwijn aangevallen en had daarbij een lelijke beenwond op gelopen. Geen dokters of ziekenhuizen, nee daar wilde hij in de verste verte niets mee te maken hebben. Zo was het dat hij zelf zijn beenwond succesvol behandelde en het zo gevreesde gangreen of anders gezegd 'koudvuur', bleef uit. Wat normaal gesproken zeker een beenamputatie had kunnen worden, had hij met zijn kruiden en geprevelde mantra achtige bezweringen, voorkomen. Goed, hij was daarna wel een beetje mank gaan lopen omdat niet al zijn beenspieren weer even sterk waren gebleven. Voor hem maakte dat niet zo veel uit want hij kon toch de dingen weer doen die hij altijd deed, jagen en stropen houthakken en kruiden verzamelen. Tot zover wat er aan zijn verschijning in het dorpje Zwenkije vooraf ging. Ja, want wat kwam ‘kreupele’ Esse zo plotseling in het dorpje doen? Het is goed te weten dat het tegen het einde van het jaar liep, de lichtjes met versieringen die daar bij hoorde waren overal goed te zien, het kerstfeest in wording dus. ‘Kreupele’ Esse was niet zomaar naar Zwenkije gekomen. Hij was gekomen op verzoek van de dorpsdokter van Zwenkije, dit  omdat de dokter met een groot probleem zat waar hij zelf geen oplossing voor wist te bedenken. Eigenlijk waren het er 30, of nee  31problemen. Het kerkkoor en de dirigent van parochie kerk van Zwenkije waren al dagenlang schor en ieder koorlid zong zo vals als een schorre kip of haan. De dirigent was zo ontstemd geraakt dat hij tijdens het dirigeren met stomheid werd geslagen hij kon geen verstaanbaar woord meer uitbrengen. Poeders,pillen nog drankjes, geen van de koorleden kreeg zijn stem weer goed en zuiver. Dus ten einderaad had de dokter ‘kreupele’ Esse opgezocht in zijn hutje in het oerbos. "Ik geloof niet in god, dus waarom zou ik dan zijn goedgelovige volgelingen helpen!"had hij de dokter nors toe gebeten, want een beetje aardig doen was niet bepaald zijn ding. De dokter liet zich niet van z’n stuk brengen en vertelde dat de mensen in het dorp niet zozeer in god geloofde maar meer in het zingen en plezier wat ze met elkaar hadden en of ze daar de parochiekerk voor nodig hadden? dat was maar een toevalligheid, het ging hun om het zangkoor, geen gedoe met heilige of pausen. Ongelovige ‘kreupele’ Esse geloofde de dokter wel maar bleef twijfelen in god. "Ik kom zeker maar ik moet er nog even over na denken wanneer. Zeg maar tegen ze dat ze niet op god maar op mij moeten vertrouwen.” Een vette knipoog volgde.

En daar was hij dus ineens, als een soort zwart bebaarde aartsengel van het donkere woud.
Eerst moest in de dorpsherberg koffie worden gedronken met een cognacje er naast. In de pastorie zaten de koordirigent de dokter en de pastor ongeduldig te wachten. ‘Kreupele’ Esse had een  jutezak met zelf geplukte en gedroogde kruiden op de eikentafel leeg gekiept. "Maak hiervan een aftreksel in een grote ketel met vijf liter kloosterbier een beetje wijnazijn en een handje doezel zout, maar let op het spul mag niet koken. Ik ga even een slapie doen roep me maar na een uurtje of zo.” Hij bulderde van de lach toen hij het schorre, “ja is goed,” gepiep van de dirigent hoorde. Zo gezegd zo gebrouwen, na een tijdje hing er een wonderlijk geur in de keuken van de pastorie. De dag begon al aardig op zijn einde te raken toen ‘kreupele’ Esse weer in de keuken verscheen. "Allemaal er uit! nu!” riep hij met donderende stem, “ik moet me concentreren en de bezweringen oproepen, daar wil ik geen pottenkijkers bij hebben!" Het duurde en duurde en duurde, de maan kwam op en de sterren verbleekte. Noch steeds werd het zware mantra gemurmel van ‘kreupele’ Esse gehoord. Toen, opeens was het stil, niet gewoon stil maar speldvallend stil. ‘Kreupele’ Esse gooide met een krachtige zwaai de keukendeur open. "Jullie kunnen morgen allemaal weer zingen als lieve engeltjes en stoute bengeltjes,"riep hij tegen de verbaasd toegestroomde koorleden. In een snel tempo verspreide het nieuws zich door het dorpje Zwenkije.

Het werd kerstavond, de dorpskerk zat tot de nok vol, veel mensen stonden in de gangpaden. Op de preekstoel stond, niet de pastor, maar ‘kreupele’ Esse, dat hadden de parochianen zo gewild, want meneer pastor die zagen ze meer dan genoeg en niet alleen op zondag. Met een breed armgebaar gaf Esse aan dat iedereen zijn mond moest houden. "Ik ga niet preken en bidden, ieder zijn vak, dat is voor meneer pastor, maar ik laat jullie weten dat als je gelooft in jezelf geloof dan ook in de mensen die dat niet hebben, geef ze iets van jouw gevoel, daar heb je niemand anders dan jezelf voor nodig." Zijn zware stem klonk als de bastonen van het kerkorgel.
‘Gloria in Excelsis Deo’, zong het koor, zo mooi en zuiver. En de dirigent? hij was haast dronken van blijdschap, of toch net iets te veel kruidenthee?