Er zijn ergens in welhaast vergeten stukjes Europa nog
dorpjes waar de tijd zichzelf blijft en een gezicht heeft in het verstrijken
daarvan. Zo ook in dit kerstverhaaltje uit het dorpje Zwenkije uit een ergens
nergens gebied.
Dwars tegen alle verwachtingen in was ‘kreupele’ Esse
toch naar het wouddorpje Zwenkije gekomen. Hij woonde een stevig eind lopen
van de bewoonde wereld, ergens diep in het oerbos daar waar geen enkel pad of
weggetje liep. Hij woonde daar al sinds mensen heugenis in een soort half houten,
half lemen hut. Jaren geleden, toen hij nog niet kreupel was en goed kon
stappen, zagen ze hem wel meerdere malen per jaar opduiken vooral als er een
feest of jaarmarkt was. Maar goed, alles gaat soms niet zo als het zou moeten
gaan. Esse was tijdens op een van zijn (stropers)tochten door een knorrig wildzwijn
aangevallen en had daarbij een lelijke beenwond op gelopen. Geen dokters of
ziekenhuizen, nee daar wilde hij in de verste verte niets mee te maken hebben.
Zo was het dat hij zelf zijn beenwond succesvol behandelde en het zo gevreesde
gangreen of anders gezegd 'koudvuur', bleef uit. Wat normaal gesproken zeker
een beenamputatie had kunnen worden, had hij met zijn kruiden en geprevelde
mantra achtige bezweringen, voorkomen. Goed, hij was daarna wel een beetje mank
gaan lopen omdat niet al zijn beenspieren weer even sterk waren gebleven. Voor
hem maakte dat niet zo veel uit want hij kon toch de dingen weer doen die hij
altijd deed, jagen en stropen houthakken en kruiden verzamelen. Tot zover wat er
aan zijn verschijning in het dorpje Zwenkije vooraf ging. Ja, want wat kwam ‘kreupele’
Esse zo plotseling in het dorpje doen? Het is goed te weten dat het tegen het
einde van het jaar liep, de lichtjes met versieringen die daar bij hoorde waren
overal goed te zien, het kerstfeest in wording dus. ‘Kreupele’ Esse was niet
zomaar naar Zwenkije gekomen. Hij was gekomen op verzoek van de dorpsdokter van
Zwenkije, dit omdat de dokter met een
groot probleem zat waar hij zelf geen oplossing voor wist te bedenken. Eigenlijk
waren het er 30, of nee 31problemen. Het kerkkoor en de dirigent van
parochie kerk van Zwenkije waren al dagenlang schor en ieder koorlid zong zo
vals als een schorre kip of haan. De dirigent was zo ontstemd geraakt dat hij
tijdens het dirigeren met stomheid werd geslagen hij kon geen verstaanbaar
woord meer uitbrengen. Poeders,pillen nog drankjes, geen van de koorleden kreeg
zijn stem weer goed en zuiver. Dus ten einderaad had de dokter ‘kreupele’ Esse
opgezocht in zijn hutje in het oerbos. "Ik geloof niet in god, dus waarom
zou ik dan zijn goedgelovige volgelingen helpen!"had hij de dokter nors
toe gebeten, want een beetje aardig doen was niet bepaald zijn ding. De dokter
liet zich niet van z’n stuk brengen en vertelde dat de mensen in het dorp niet
zozeer in god geloofde maar meer in het zingen en plezier wat ze met elkaar hadden
en of ze daar de parochiekerk voor nodig hadden? dat was maar een toevalligheid,
het ging hun om het zangkoor, geen gedoe met heilige of pausen. Ongelovige ‘kreupele’
Esse geloofde de dokter wel maar bleef twijfelen in god. "Ik kom zeker
maar ik moet er nog even over na denken wanneer. Zeg maar tegen ze dat ze niet
op god maar op mij moeten vertrouwen.” Een vette knipoog volgde.
En daar was
hij dus ineens, als een soort zwart bebaarde aartsengel van het donkere woud.
Eerst moest in de dorpsherberg koffie worden gedronken met een cognacje er naast. In de pastorie zaten de koordirigent de dokter en de pastor ongeduldig te wachten. ‘Kreupele’ Esse had een jutezak met zelf geplukte en gedroogde kruiden op de eikentafel leeg gekiept. "Maak hiervan een aftreksel in een grote ketel met vijf liter kloosterbier een beetje wijnazijn en een handje doezel zout, maar let op het spul mag niet koken. Ik ga even een slapie doen roep me maar na een uurtje of zo.” Hij bulderde van de lach toen hij het schorre, “ja is goed,” gepiep van de dirigent hoorde. Zo gezegd zo gebrouwen, na een tijdje hing er een wonderlijk geur in de keuken van de pastorie. De dag begon al aardig op zijn einde te raken toen ‘kreupele’ Esse weer in de keuken verscheen. "Allemaal er uit! nu!” riep hij met donderende stem, “ik moet me concentreren en de bezweringen oproepen, daar wil ik geen pottenkijkers bij hebben!" Het duurde en duurde en duurde, de maan kwam op en de sterren verbleekte. Noch steeds werd het zware mantra gemurmel van ‘kreupele’ Esse gehoord. Toen, opeens was het stil, niet gewoon stil maar speldvallend stil. ‘Kreupele’ Esse gooide met een krachtige zwaai de keukendeur open. "Jullie kunnen morgen allemaal weer zingen als lieve engeltjes en stoute bengeltjes,"riep hij tegen de verbaasd toegestroomde koorleden. In een snel tempo verspreide het nieuws zich door het dorpje Zwenkije.
Eerst moest in de dorpsherberg koffie worden gedronken met een cognacje er naast. In de pastorie zaten de koordirigent de dokter en de pastor ongeduldig te wachten. ‘Kreupele’ Esse had een jutezak met zelf geplukte en gedroogde kruiden op de eikentafel leeg gekiept. "Maak hiervan een aftreksel in een grote ketel met vijf liter kloosterbier een beetje wijnazijn en een handje doezel zout, maar let op het spul mag niet koken. Ik ga even een slapie doen roep me maar na een uurtje of zo.” Hij bulderde van de lach toen hij het schorre, “ja is goed,” gepiep van de dirigent hoorde. Zo gezegd zo gebrouwen, na een tijdje hing er een wonderlijk geur in de keuken van de pastorie. De dag begon al aardig op zijn einde te raken toen ‘kreupele’ Esse weer in de keuken verscheen. "Allemaal er uit! nu!” riep hij met donderende stem, “ik moet me concentreren en de bezweringen oproepen, daar wil ik geen pottenkijkers bij hebben!" Het duurde en duurde en duurde, de maan kwam op en de sterren verbleekte. Noch steeds werd het zware mantra gemurmel van ‘kreupele’ Esse gehoord. Toen, opeens was het stil, niet gewoon stil maar speldvallend stil. ‘Kreupele’ Esse gooide met een krachtige zwaai de keukendeur open. "Jullie kunnen morgen allemaal weer zingen als lieve engeltjes en stoute bengeltjes,"riep hij tegen de verbaasd toegestroomde koorleden. In een snel tempo verspreide het nieuws zich door het dorpje Zwenkije.
Het werd
kerstavond, de dorpskerk zat tot de nok vol, veel mensen stonden in de gangpaden.
Op de preekstoel stond, niet de pastor, maar ‘kreupele’ Esse, dat hadden de
parochianen zo gewild, want meneer pastor die zagen ze meer dan genoeg en niet
alleen op zondag. Met een breed armgebaar gaf Esse aan dat iedereen zijn mond
moest houden. "Ik ga niet preken en bidden, ieder zijn vak, dat is voor
meneer pastor, maar ik laat jullie weten dat als je gelooft in jezelf geloof
dan ook in de mensen die dat niet hebben, geef ze iets van jouw gevoel, daar
heb je niemand anders dan jezelf voor nodig." Zijn zware stem klonk als de
bastonen van het kerkorgel.
‘Gloria in Excelsis Deo’, zong het koor, zo mooi en zuiver. En de dirigent? hij was haast dronken van blijdschap, of toch net iets te veel kruidenthee?
‘Gloria in Excelsis Deo’, zong het koor, zo mooi en zuiver. En de dirigent? hij was haast dronken van blijdschap, of toch net iets te veel kruidenthee?
No comments:
Post a Comment