Zonder een woord te zeggen keek hij mij aan. Niet dat ik om een woord van hem verlegen zat, dat zeker niet. Maar toch dat staren had iets irritants, iets van, ik kijk naar jou en heb maar niet de moed in je lijf om daar iets van te zeggen. Ik dacht, weet je wat je kijk maar ik ben niet van plan om maar een woord tegen je te zeggen.
Een groot staalvliegtuig vloog met veel lawaai over, dat is waar ook, dacht ik, ik moet nog vliegtickets boeken voor ons weekendje weg. Plotseling zag ik de man, waar van ik dacht dat hij mij irritant aanstaarde, in huilen uitbarsten, de tranen stoomde over zijn gezicht. Hij riep in horten en stoten, "ze zijn er niet meer, ze zijn er niet meer!" Het vliegtuiglawaai was allang verdwenen, maar het had bij hem iets heel verdrietigst veroorzaakt. Een hand op een schouder, een zachtjes vragen of ik iets kon doen, een kop koffie of zo? Het was gelukkig niet te druk in het eetcafeetje waar ik even later met hem ging zitten om hen een bak koffie aan te bieden."Ja meneer, u zal wel denken dat ik een beetje gewieberd ben, en dat ben ik misschien wel ook. Maar als ik zo'n pokkending over hoor komen, ben ik weer helemaal van de kaart."
Hij zuchtte diep terwijl hij een slok van zijn koffie nam. Ik liet hem gewoon zijn verhaal doen. "Twee dochters meneer met hun vriendjes gewoon weg, helemaal niks meer van over, vuile kolere boeven dat zijn ze, je schiet toch niet zomaar een passegierstvliegtuig uit de lucht. Trauma verwerking, ik weet echt niet hoe dat moet, laat staan hoe ik er mee om moet gaan. "Weet u, effe zo'n praatje met een wild vreemde, die alleen maar naar je luistert, mijn geouwehoer wil horen, hè, hè wat knap ik daar van op hartstikke bedankt."