Ik zag hem gaan, de wind, als een boos kind van de weergoden.
Zijn bulderen en fluiten, zijn rukken en sleuren, zo boos en tierend om flatgebouwen gierend. Ik zag hem gaan, jagend over de zwarte vlakke naakte polders, het open water pestend opzwepend tegen de bolders. Niemand kent zijn macht, zijn onberekenbare wispelturigheid in brutale kracht. Hij speelt een pokerspel en bepaald zelf de valse regels.
Ik zag hem gaan, in felle stoten als een ontketende orkaan, voor niemand bang in zijn roekeloze ommegang.
Ik zag hem.
Tuesday, March 31, 2015
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment