Zo ver als mijn oog kon kijken zag ik geen einde terwijl ik wist dat het er wel moest zijn.Van lang turen krijg je tranen en van tranen een waas, een waas voor je ogen. Dat zal het zijn bedacht ik, ik heb een waas voor mijn ogen en zodoende zie ik niet het einde. Ik vroeg aan een vogel die vrij laag over kwam vliegen, het was een kraai of zo iets denk ik, een in het zwart in ieder geval, of hij ook ergens heel in de verte het einde kon zien? Normale mensen praten niet tegen vogels, tenzij ze zelf een vreemde vogel zijn. Dus praatte ik tegen hem. En weet je, één enkele kraaienkras is voor mij voldoende om ze te verstaan, dus zo gek ben ik nog niet. Het krassen zei mij dat het einde nog lang niet ik zicht was. Ook niet na heel lang kraaien geloer. Kraaien krijgen van loeren in de verte ook tranen en dus een waas voor de ogen, en een waas is verhulleder dan je zou denken zo op het eerste gezicht. Dus ook de kraai zag niet het einde, terwijl het met een secondentikkende snelheid zich naar het einde begaf. Dan zit er maar een ding op, bedacht ik nogmaals, en dat is gewoon wachten. Wachten kost tijd en tijd heeft een snelheid, kijk maar naar die simpele secondewijzer van de klok.
Maar nu komt het, hoe je het ook bekijkt, het einde van de tijd komt er niet, dat is mijn stelling. Want, zolang je maar de klok opwindt of de stekker er in laat zitten en de batterijtjes gewoon op tijd vervangt.
Wie praat er dan over het einde? Kom op zeg doe even normaal.
Monday, December 29, 2014
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment