“Dat dingen veranderen, is, denk ik, niet altijd een kwestie van het anders doen”, zuchtte de ietwat grijzige man. Hij kwam naast mij zitten op het parkbankje van gerecycled kunststof en wees naar onze gezamenlijke zitplaats. “Neem nou die parkbanken van tegenwoordig, ze zijn gemaakt van gebruikt plastic, maar zitten ze lekker?” “Ik vind ze koud, lelijk en onpersoonlijk zonder een echt levend verleden,” mopperde hij verder. Ik moest hem toe geven dat het ook niet mijn eerste keus zou zijn, maar ja, er is veel plastic afval en goed bankenhout kost veel bomen het leven. We discussieerden verder over, dat haast alles tegenwoordig van kuststof is. Wat is er mis met voetballen op gewoon echt gras, nee namaak met niet eens een eigen kleur want het moet wel op echt gras lijken. Ik haalde mijn thermosfles uit mijn tas en vroeg of hij ook wat koffie lustte. “Alleen in steen, anders bedankt,” was zijn lachend antwoord, terwijl hij een stenenmok uit zijn jaszak tevoorschijn toverde. Het is waar, je handen verbranden niet en na gebruik even spoelen onder de stadsfontein en klaar is kees, ik bedoel de kop, voor hergebruik.Tijdens het koffie drinken vertelde hij dat hij gistere ochtend een echte ruzie met zijn vrouw had gehad, net geen oorlog maar het scheelde niet veel. “Je krijgt geen zoen meer van mij zo lang niet naar de tandensmid bent geweest,”had ze kwaad in zijn oor geschreeuwd. Toen hij zijn mond lachend opende zag ik inderdaad een soort kerkhof van scheve en lelijke tanden. “Dat wordt een kunstgebit!”, riep ik plagerig. Hij had inderdaad die zelfde dag een afspraak gemaakt met een,’In één dag trek en bijt kliniek’. “Die kliniek zit hier aan de achter kant van het park, maar ik durf eigenlijk niet, begrijp je?” Om hem op zijn gemak te stellen besloot ik met hem mee te gaan. “Dan kan ik tijdens het trekken je hand vast houden,”plaagde ik. Daar liepen we, twee totaal onbekende op weg naar de smoelensmid, of beter gezegd, ‘Tand technische kliniek’. Bij de incheck balie vertelde ik dat ik zijn broer was en hem vergezelde bij deze kunstgebit bekfast making. Na drie misschien vier uurtjes stonden we buiten. Hij met een mond vol kunsttanden, ik met een verschrikkelijke honger. “Ik trakteer op een zak patat met een frikadel, al is het even doorbijten voor mij,”riep hij met een zeer apart hoog stemmetje, want de verdoving leek nog te werken. Zwijgzaam, met soms een plotselinge auw en óów, van hem, aten we onze patat van echte aardappels en een frikadel van iets wat je niet wil weten, maar gewoon lekker is. Soms is het leven kunst en namaak te gelijk.
Tuesday, June 3, 2008
Namaak met smaak
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment