Maandenlang was het heel erg droog geweest. Zo droog zelfs dat de rivier, waar altijd volop water stroomde, was gekrompen tot een armzalig stinkend slootje. Als je over de landerijen keek was het een gele dorre vlakte met slechts hier en daar een dappere boom die durfde groen te zijn omdat zijn wortels in de diepte nog wat vocht hadden gevonden. Precies onder een van die bomen had een heel bijzonder figuur een soort hutje gebouwd van takken en ander spul wat hij bij elkaar had gescharreld. Wie was deze haast toverachtig uitziende man? In het dorp verderop wisten ze het wel, Grote Teun met zijn trouwe levensgezel wolfshond Barbados:daar was alles mee gezegd, meer niet, zonder vragen zonder antwoorden, dat was de dorpscode. Een ding was zeker, als Grote Teun verscheen kon je er gif op innemen dat het weer binnen een paar dagen zou veranderen. Dus kop dicht en de goden niet verzoeken want voor je het wist ging Grote Teun er weer van door. Een terloops neer gezet kratje bier en wat knaagspul voor Barbados in de dagelijkse looproute van het stel werd zeker op prijs gesteld. En de bierbede werd op een mooie heldere avond verhoord. Tijdens een nachtelijk ritueel vol gejank van Barbados en indianen gedans van Teun, begon de lucht te betrekken en donder en bliksem overstemde hun beide stemmen met fors wolkengeroffel. Het vuur bij het hutje werd bijkans gedoofd door een plotseling felle plensbui. Ondanks dit natuurgeweld bleven de twee doorgaan met het beroeren van de weergoden. Toen het eerste ochtendlicht verscheen waren de regen en donderwolken achter de horizon verdwenen evenals Grote Teun en zijn wolfshond Barbados. Nergens was een spoor van het hutje te zien, wel stond als eenzame getuige een lege krat bier langs de kant van een volle sloot.
No comments:
Post a Comment